De energietransitie wordt voor alle beleggers een kostenpost. Vooral aandeelhouders in energiebedrijven lopen grote risico’s. Ridzert van der Zee van Triple A – Risk Finance rekent de verwachte beleggingsverliezen alvast voor.
De energietransitie pakt vooral duur uit voor aandelenbeleggers, zo heeft het Amsterdamse consultancybedrijf Triple A – Risk Finance berekend. De impact van de overgang naar een duurzame energiehuishouding loopt echter per bedrijf en per sector sterk uiteen. Daar liggen kansen voor stockpickers.
Bedrijven hebben te maken met drie verschillende gevolgen van de transitie naar duurzame energie die druk leggen op hun winstmarges, legt Ridzert van der Zee van Triple A – Risk Finance uit aan zijn gehoor van beleggingsprofessionals.
Die zijn in grote getale op de door CFA Society VBA Netherlands georganiseerde bijeenkomst Klimaatrisico en energietransitie – beleggingsrisico’s voor pensioenfondsen en verzekeraars afgekomen.
Allereerst gaat het natuurlijk om directe kosten: bedrijven moeten bijvoorbeeld CO2-certificaten kopen om te compenseren voor de uitstoot van broeikasgassen. Deze certificaten kunnen de komende jaren flink duurder worden.
Ten tweede moeten bedrijven sommige van hun reserves afschrijven omdat die door strengere milieueisen niet meer rendabel gerund kunnen worden. Daarbij gaat het vooral om bedrijven uit de sectoren energy en utilities die bijvoorbeeld olievelden van hun balans moeten halen, of kolencentrales moeten sluiten.
Een derde effect van de energietransitie is ten slotte dat de vraag naar fossiele energie-intensieve producten omlaag gaat, waardoor de winstmarges van bedrijven nog verder onder druk komen te staan.
Om de financiële effecten van de energietransitie te meten, heeft Triple A – Risk Finance in samenwerking met Ecofys een carbon stresstest ontwikkeld. “We gaan daarbij uit van het verwachte verlies dat een aandeel of obligatie zal lijden door de energietransitie bij een bepaald overheidsbeleid,” legt Van der Zee uit.
De kosten van de energietransitie hangen sterk af van het tempo waarin die zich voltrekt en het klimaatdoel dat wordt nagestreefd, maar zijn in alle gevallen veruit het hoogst voor aandelen, gevolgd door bedrijfsobligaties en leningen.
De hogere expected loss voor aandelen ten opzichte van bedrijfsobligaties wordt puur veroorzaakt door het feit dat aandelen een risicovollere belegging zijn,” legt Van der Zee uit.
Is meer beleggen in staatsobligaties daarom een effectieve strategie om je klimaatrisico te verkleinen? Niet per se, denkt Van der Zee. “Meer beleggen in staatsobligaties verlaagt weliswaar klimaatgerelateerd risico’s, maar ik zou geen hogere allocatie naar staatsobligaties willen aanbevelen. Andere beleggingsdoelstellingen, zoals het halen van een bepaald rendement, komen dan namelijk weer in gevaar.”
De cijfers van Triple A – Risk Finance zijn bovendien gebaseerd op Europese staatsobligaties, die een zeer lage default kans hebben. Dat geldt niet voor staatsobligaties uit veel opkomende markten, die veelal afhankelijk zijn van de export van fossiele energie.
Ook komen veel van de kosten voor klimaatverandering uiteindelijk op het bordje van overheden terecht, zo stipte een andere spreker op de bijeenkomst aan. Indirect kan dat ook de kredietwaardigheid van staatsobligaties beïnvloeden.
In een scenario waarin de mondiale temperatuurstijging tot 2 graden, ten opzichte van het pre-industriële niveau wordt beperkt, het uitgangspunt van het Parijs-akkoord, wordt de energiesector het hardst geraakt: die kampt met een eenmalig verlies van 12,1%.
Energieproducenten hebben te maken met een verlies van 9,4%, en bij materialen moet worden gerekend op een verlies van 6,5%. Een aandelenportefeuille die de MSCI Europe Index spiegelt komt uit op een totaal verlies van 5%.
Dat valt alles mee, toch? In zekere zin wel, maar dat totale verwachte verlies van 5% maskeert wel het een en ander. Ten eerste vallen de kosten van de energietransitie voor bedrijven veel hoger uit, als ze niet direct beginnen om hier werk van te maken.
Van der Zee: “Een scenario waarin de temperatuurstijging tot twee graden wordt beperkt, maar dat in slechts vijf jaar moet worden uitgevoerd, leidt tot een verlies van 13% van de MSCI Europe Index.”
Zo’n verlies kan enigszins worden ingeperkt door te beleggen in een low-carbon index, die bedrijven met een relatief lage CO2-uitstoot overweegt. Maar de negatieve impact kan nog veel meer worden beperkt door alleen in de juiste bedrijven te beleggen.
Van der Zee: “De financiële impact van de energietransitie op individuele bedrijven verschilt enorm binnen sectoren.” Bedrijven binnen de Utilities-sector met relatief lage winstmarges zijn de grootste verliezers.
In de sectoren energie en materialen vallen de grootste klappen bij de bedrijven die te maken hebben met veel stranded assets. Voor bijvoorbeeld chemiebedrijven is daarnaast een dalende omzet ook een belangrijk risico, omdat ze bepaalde producten door strengere milieueisen niet meer mogen verkopen.”
De energietransitie lijkt voor beleggers dus vooral te draaien om het beperken van verlies: over de hele breedte is het een kostenpost, en in de MSCI Europe zijn dan ook nauwelijks bedrijven te vinden die ervan profiteren.
Zulke bedrijven zijn er natuurlijk wel, geeft Van der Zee toe. “Maar om die eruit te kunnen filteren hebben we meer specifieke data op bedrijfsniveau nodig.”
En de winnaars van morgen beginnen vaak klein, en zijn dus niet noodzakelijkerwijs al te vinden in de MSCI Europe Index. Daarin zitten immers alleen de grootste 446 bedrijven in Europa.
Tjibbe Hoekstra is financieel journalist. De informatie in deze column is niet bedoeld als professioneel beleggingsadvies of als aanbeveling tot het doen van bepaalde beleggingen
Spreken onze thema’s jou aan en is onze cultuur precies wat je zoekt? Kijk dan eens bij onze vacatures. Wij zijn altijd op zoek naar talent!
Neemt u dan contact op met Ridzert van der Zee
© 2024 AAA Riskfinance. Alle rechten voorbehouden.